Paragrafen

A. Lokale heffingen

Per 1 januari 2016 voerden wij een precariobelasting op kabels en leidingen in. Over de heffing van precariobelasting is landelijk veel discussie geweest. Dit resulteerde in de afschaffing van de precariobelasting op kabels en leidingen van nutsbedrijven op 1 juli 2017. Het kabinet stelde wel een overgangsregeling vast. Voor gemeenten die op 10 februari 2016 een verordening met tarief hebben vastgesteld voor precariobelasting op kabels en leidingen, geldt een overgangstermijn tot 1 januari 2022. Wij hebben per 1 januari 2016 een verordening precariobelasting met een tarief van € 1,57 per strekkende meter voor het hebben van kabels en leidingen in gemeentegrond. Hierdoor komen wij in aanmerking voor de overgangsregeling. Aan deze overgangsregeling is de voorwaarde verbonden dat wij maximaal het tarief mogen heffen, zoals dat gold op 10 februari 2016. Wij pasten daarom het tarief niet aan. Het tarief voor de precariobelasting is in 2021 ongewijzigd € 1,57 per strekkende meter gebleven.

De opbrengst van de precariobelasting, die niet bestreden wordt in een (bezwaar) procedure, voegen wij toe aan de reserve precariobelasting. Vervolgens voegen wij de reserve precariobelasting toe aan de algemene reserve. Wij zetten de opbrengst van de precariobelasting niet in als een algemeen dekkingsmiddel. Wij gebruiken de opbrengst voor het verlagen van onze schuldpositie.

Met uitzondering van de aanslagen aan één van de belastingplichtigen, staan alle opgelegde aanslagen precariobelasting van de belastingjaren 2016 tot en met 2021 onherroepelijk vast. Dit betekent dat er voor deze belastingplichtigen geen rechtsgang (bezwaar / beroep) meer open staat. Voor de gemeente Terneuzen houdt dit in dat deze inkomsten precariobelasting definitief zijn.

De belastingplichtige waarvan de aanslagen nog niet onherroepelijk vast staan, diende bezwaar in tegen de aanslagen 2016, 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021. Concreet gaat het over de juridische vraag of wij verplicht zijn kabels en leidingen van de belastingplichtige in onze grond te gedogen, gezien de overeenkomsten die met de belastingplichtige gesloten zijn. Indien uit de overeenkomsten een gedoogplicht blijkt, belemmert dit de heffing van precariobelasting. Dit vraagstuk speelt bij alle Zeeuwse gemeenten (met uitzondering van de gemeente Sluis, omdat zij geen precariobelasting heffen op kabels en leidingen). Voor het jaar 2015 heeft de gemeente Hulst geprocedeerd met belastingplichtige. De Hoge Raad oordeelde op 15 juni 2018 dat het cassatieberoep van de gemeente Hulst ongegrond is. Dit betekent dat de gemeente Hulst de procedure over het belastingjaar 2015 heeft verloren. Op dit moment procedeert de gemeente Hulst met de belastingplichtige over het belastingjaar 2016. De meervoudige kamer van de Rechtbank Zeeland – West-Brabant heeft op 14 december 2021 in het nadeel beslist voor de gemeente Hulst. De gemeente Hulst heeft hoger beroep aangetekend bij het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. In overleg met de belastingplichtige houden wij de uitspraken op de bezwaarschriften aan, totdat de procedure van de gemeente Hulst volledig is afgerond. De verwachting is dat in 2022 deze procedure nog niet afgerond zal zijn.

Op basis van het oordeel van de Hoge Raad van 15 juni 2018 verlaagden wij in de 2e bestuursrapportage 2018 de meerjarige opbrengst precariobelasting met (een prognose van) het door belastingplichtige bestreden bedrag van de aanslag precariobelasting. Het risico dat belastingplichtige in het gelijk wordt gesteld, kwantificeren wij namelijk op groter dan 50%. In 2021 bedraagt het bestreden bedrag door belastingplichtige € 1.074.000. Dit bedrag voegen wij toe aan de risicovoorziening precariobelasting.

Rekening houdend met de dotatie aan de risicovoorziening bedraagt de werkelijke opbrengst precariobelasting in 2020 € 575.000. Dit bedrag voegen wij toe aan de reserve precariobelasting.

Deze pagina is gebouwd op 05/30/2022 12:19:43 met de export van 05/30/2022 11:57:36